Een aantal woorden zijn bij de Arduino gekoppeld aan speciale, constante waardes. Let op de hoofdletters en kleine letters.
HIGH en LOW
Worden gebruikt om een Arduino pin aan of uit te zetten.
Voorbeeld:
1 |
digitalWrite(13, HIGH); // dit betekent: zet 5 volt op pin 13 |
INPUT en OUTPUT
Bepalen of een pin een input (spanning meten) of output (spanning geven) is.
Voorbeeld:
1 |
pinMode(13, OUTPUT); // pin 13 is een output. |
true en false
Controleren of iets waar of niet waar is. False (niet waar) is 0. Alle waardes die niet nul zijn beschouwt de Arduino als true (waar).
Voorbeeld:
1 2 3 |
if(b == true){ // doe iets tussen de accolades als b true als waarde heeft } |